De verschillen tussen brandhout van diverse boomsoorten zijn gering. De thermische waarde van 100 % droog hout varieert van
5,1 kWh/Kg voor eik tot 5,3 kWh/Kg voor den en berk.
Sommigen geven de voorkeur aan hardhout, omdat het mooiere vlammen zou geven en kolen die lang blijven gloeien. Maar voor het verbrandingsproces zijn ook lichtere houtsoorten uiterst geschikt, al branden ze sneller op. Voor een accumulerende houtkachel is dit evenwel geen probleem. Die moet toch slechts een paar uur branden voor een hele dag warmte. Bij kachels die voortdurend moeten worden gestookt is hardhout handiger, omdat men minder dikwijls moet bijvullen.
Harshoudende houtsoorten zoals den of berk branden zeer goed. Bij een schoorsteen met trekproblemen en zeker bij oudere kachels zijn ze evenwel te vermijden, omdat ze dan meer roetafzetting geven.

Droog brandhout
Droog brandhout is een veel belangrijker aandachtspunt dan de houtsoort. Water in brandhout slorpt een enorme hoeveelheid van de geproduceerde energie op bij het verbrandingsproces. Groen, vers gekapt hout kan tot 50 % vochtigheid bevatten. 20 % vochtigheid is een maximum – 12 tot 15 % is beter. De thermische waarde van hout bij 15 % vochtigheid bedraagt ongeveer 4,1 kWh/Kg.
Schors en het daaronder liggende spinthout branden veel moeilijker dan het kernhout binnenin. Daarom wordt goed brandhout
steeds gekliefd. Zo wordt snel de verbrandingstemperatuur bekomen die voor het goed verbranden van de schors nodig is. Daarenboven droogt gekliefd hout veel sneller. Hoe kleiner het gebruikte hout, hoe groter het contactoppervlak en hoe beter de verbranding.
Wie houtafval wil verstoken moet er wel zeker van zijn dat het niet met schadelijke producten is bewerkt. Dit zowel voor de eigen gezondheid, als voor deze van de omwonenden en het milieu in het algemeen. Zelf alleen onschadelijke, natuurlijke producten gebruiken bij de houtbehandeling is uiteraard best. Bij twijfel is het toch altijd beter het afvalhout aan een gespecialiseerde instelling, zoals een gemeentelijk afvalpark, over te dragen.
Het is aan te raden brandhout binnen te halen 1 tot 2 dagen voor het branden. Een houtvak in of dichtbij de warmtebron is daartoe ideaal. In accumulerende houtkachels, die meestal 24 uur na het stoken binnenin nog warm zijn, kan je het aanmaakhout een paar uur vooraf in de kachel plaatsen zodat het echt kurkdroog wordt. Bijvoorbeeld ‘s morgens wanneer je van plan bent ‘s avonds te stoken. Doe dit evenwel niet met doornat hout.
De haard (ook schouw) is de stookplaats
Van oorsprong was de haard de plek waar (binnen het huis) het vuur brandde, in het begin een open vuur (het haardvuur) of, zoals wij het nu zouden noemen, de open haard. Het was daarom ook de plek waar gekookt werd. De naam haard is overgegaan naar het fornuis, waarop, nog steeds met vuur, werd gekookt. Ook de op hout en kolen gestookte kachels werden haard genoemd. De haard was, vanwege de warmte, vaak de centrale plek van het huis. Vandaar dat het woord ook overdrachtelijk gebruikt wordt als middelpunt.
Uitdrukkingen met haard
- Eigen haard is goud waard
- Huis en haard
- Hij zal nog aan de haard aanbakken
